Beroep op geheimhouding
7 december 2007
In een fiscale procedure bestaat de mogelijkheid voor de inspecteur om met een verzoek om geheimhouding bepaalde stukken niet ter inzage te verstrekken aan de wederpartij, maar uitsluitend ter kennisneming aan de rechter te verstrekken. Naar aanleiding van een dergelijk verzoek om geheimhouding oordeelde het Hof in een tussenuitspraak dat de weigering om bepaalde stukken volledig ter kennisneming aan de wederpartij aan te bieden niet gerechtvaardigd was. De tussenuitspraak werd gedaan door een andere belastingkamer van het Hof. Volgens de Hoge Raad is dat toegestaan, hoewel er aanwijzingen zijn dat de wetgever de bedoeling had dat de kamer die de hoofdzaak behandelt ook het verzoek om geheimhouding behandelt. Wel moet de kamer die de beslissing neemt op het verzoek om geheimhouding kennis nemen van het gehele procesdossier. Is dat niet het geval dan is het niet goed mogelijk om te beoordelen of het beroep op geheimhouding terecht is. In dat kader moeten alle betrokken belangen worden afgewogen, inclusief de belangen die een rol spelen in de hoofdzaak, aldus de Hoge Raad. Om die reden vernietigde de Hoge Raad zowel de tussen- als de einduitspraak van Hof Arnhem in een procedure. Terug naar overzichtArchief