Aftrek voorbelasting bij holding
13 maart 2008
Ondernemers hebben recht op aftrek van de omzetbelasting die in rekening is gebracht bij de levering van goederen of diensten, voor zover zij deze gebruiken voor belaste prestaties. Ingeval een ondernemer zowel belaste als vrijgestelde prestaties verricht voor de omzetbelasting vindt de aftrek van voorbelasting plaats naar rato van de belaste omzet. Het Hof van Justitie EG heeft in een arrest uitgelegd hoe het recht op aftrek van voorbelasting moet worden bepaald wanneer een ondernemer naast economische ook niet-economische activiteiten verricht. Voorbeelden van niet-economische activiteiten zijn het houden van deelnemingen in andere vennootschappen zonder actieve bemoeienis. Er is slechts recht op aftrek van de voorbelasting over de kosten voor de uitgifte van aandelen wanneer het verworven kapitaal bestemd is voor de economische activiteiten van de ondernemer. Het recht op aftrek heeft immers, zo heeft het Hof van Justitie EG al eerder bepaald, betrekking op alle economische activiteiten van een ondernemer, ongeacht het oogmerk of het resultaat ervan mits deze activiteiten aan de heffing van btw zijn onderworpen. De lidstaten van de EG moeten zelf de methoden en criteria voor de verdeling van de betaalde voorbelasting tussen economische en niet-economische activiteiten vaststellen, aangezien de Zesde EG-richtlijn daar niet in voorziet. Terug naar overzichtArchief